vrijdag 14 december 2007

Stefan Brijs – De engelenmaker


December 2007 – waardering: 8,5

In het afgelopen jaar las ik ruim 60 boeken. Dit boek zelfs tweemaal. En zoals dat met echt goede boeken gaat: de tweede maal met nog meer plezier dan de eerste keer.

Samengevat: Victor Hoppe wordt geboren met een hazenlip. Zijn moeder walgt van het kind en wil het weg hebben. Zijn vader, een huisarts, brengt hem, op voorspraak van Pastoor Kaisergruber naar een klooster waar zwakzinnigen en debielen verpleegd worden. Ondanks tekenen dat hij niet debiel is, wordt hij door abdis Milgitha toch als zodanig behandeld. Als hij 4 jaar oud is, blijkt hij, dankzij een liefhebbende zuster, te hebben leren lezen en spreken en haalt zijn vader hem, vol schuldgevoel naar huis en verstopt hem voor zijn zieke vrouw. Na haar overlijden wordt Victor naar kostschool gestuurd en tijdens zijn vakanties thuis door zijn vader, die niet met het contactgestoorde kind om kan gaan, vaak geslagen. Vermoedelijk lijdt de jongen aan een lichte vorm van het syndroom van Asperger. Hij blijkt bovenmatig intelligent en studeert cum-laude af in de geneeskunde. Hij specialiseert zich op het gebied van vruchtbaarheidsonderzoek. Na de zelfmoord van zijn vader krijgt hij een onderzoeksplaats op de universiteit. Eenzelvig als hij is, weet hij, zonder toestemming muizen te klonen en later zelfs menselijke embryo’s. Met een drieling, klonen van hemzelf, keert hij terug naar zijn geboortedorp Wolfheim. Daar ontwikkelt zich een drama, dat leidt tot een spectaculair slot en een verrassend einde.

Genre: Thriller, psychologische roman, science-fiction verhaal, het boek past niet zo gemakkelijk in een bepaald genre. Er wordt in een recensie zelfs gesproken van horror roman.

Thema’s: Het belangrijkste thema is dat van het bepalen van en zoeken naar grenzen. Victor zegt herhaaldelijk iets als: Niets is onmogelijk, misschien moeilijk, maar niet onmogelijk. Als wetenschappelijke uitblinker denkt hij God voorbij te kunnen streven. De enige collega die beseft waar Victor mee bezig is, zit met het dilemma: Moet je een genie stoppen, als hij grote vooruitgang boekt, die eigenlijk ethisch gezien discutabel is. 

En daarmee komt het tweede thema aan de oppervlakte: de tegenstelling goed en kwaad. Door alles wat Victor meegemaakt heeft vanaf zijn geboorte tot aan zijn studie heeft hij een bijzonder godsbeeld ontwikkeld: met Jezus, als de in de steek gelaten zoon, identificeert hij zich en God de Vader ziet hij als de manifestatie van het kwaad. Ook op andere momenten komt dit thema terug: is het goed om een moeder haar verongelukte kind terug te geven (als kloon) of is klonen altijd verkeerd? Hij ontdekt bij zichzelf, dat goed doen alleen niet genoeg is, dat het kwaad ook in hemzelf zit en bestreden moet worden.
Een ander belangrijk thema is het bepalen van de grens tussen genialiteit en waanzin. Het is moeilijk een moment aan te wijzen wanneer iemand van klein wonderkind, via genie in een door godsdienstwaanzin gedreven gek verandert. Wanneer moet je ingrijpen? Moet je ingrijpen, ben je zelf ook verantwoordelijk voor zijn daden, als je het niet doet?

Structuur: Het boek bestaat uit drie delen die hecht met elkaar verbonden zijn en tezamen tot een ingenieuze plot leiden. Hoe hecht wordt extra duidelijk, als je boek herleest: details die vooruit wijzen, spiegelen en naar elkaar verwijzen. 

In het eerste deel wordt chronologisch verteld over de gebeurtenissen vanaf de dag van terugkeer van dokter Hoppe naar Wolfheim met zijn drieling tot aan de fatale val van de verzorgster van de kinderen.
Het tweede deel bestaat uit twee flashbacks die elkaar afwisselen: over Victors prille jeugd in het krankzinnigengesticht en op de basis(kost)school en over zijn wetenschappelijke loopbaan en experimenten met het klonen van zoogdieren, incl. menselijke embryo’s.
Het derde deel tenslotte vervolgt het chronologisch vertelde verhaal van het eerste deel tot de spectaculaire apotheose.
Het vertelperspectief ligt grotendeels bij een alwetende verteller. Maar in deel 1 en 3 krijgen ook de belangrijkste tegenspelers van Victor Hoppe meer nadruk: Charlotte Maenhout (de verzorgster van de kleine kinderen) en Rex Cremer (die hem op wetenschapsgebied zou moeten begeleiden) krijgen daar een personaal perspectief. Dat Victor zelf dat niet krijgt, maakt het verhaal alleen maar sterker.

Personages: Brijs zet een overtuigende dorpsgemeenschap neer, met veel karakteristieke typetjes. De dorpspastoor, de abdis, de zuster die Victor lezen leerde en de zijn leraar op de basisschool leren we iets beter kennen. De meest uitgesproken andere karakters zijn Charlotte Maenhout en Rex Cremer. Door het gekozen perspectief is het moeilijk Victor zelf te peilen en ook met de 3 kinderen lukt dat maar moeilijk: we moeten van de buitenkant via de alwetende verteller, de verhalen van anderen over hen en de bezwarende omstandigheden tijdens het opgroeien, ons een beeld vormen over hoe Victor in elkaar zit. Dat roept een spanningsveld op (we vermoeden slechts), dat een verrassende plot mogelijk maakt en veel vragen oproept. En juist dat zet aan tot het nadenken over de aangeboorde thema’s.

Taalgebruik en stijl: Het taalgebruik is helder, sober, efficiënt. Dat maakt het vanzelfsprekend de bijna surrealistische toestanden als mogelijk te accepteren. Zowel de verhalen van de dorpsgenoten als de wetenschappelijke uitleg over waar Victor mee bezig is, komen dankzij deze woordkeus en in niet-ingewikkelde zinnen volkomen natuurlijk over en houden de vaart en de spanning in het verhaal. Bij een tweede lezing valt ook de keuze op van vele symbolische namen en zaken: bv. Napoleonstrasse (waar Victor woont: het wordt zijn Waterloo), de notenboom in de tuin (de boom der kennis van goed en kwaad, waar zijn vader zich aan verhangen heeft en die Victor om laat zagen, als hij denkt dat die er de oorzaak van is, dat een van de kinderen bijna verongelukt).

Stefan Brijs is een Vlaming, maar dat blijkt niet uit zijn taalgebruik. Niet dat dat voor mij iets uitmaakt: ook een voor mij begrijpelijk Vlaams boek kan ik waarderen. Het geeft soms juist iets authentieks aan een verhaal. En waarom zou een Vlaming niet gewaardeerd mogen worden om zijn eigenheid? Wel vraag ik me af of het succes dat Stefan Brijs ook in Nederland heeft niet mede verklaard kan worden door zijn niet-Vlaamse schrijftrant.

Er liggen nog twee boeken van Stefan Brijs op me te wachten: Arend en Twee levens. Daar volgen de verslagen later nog van.

 
Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2006. Paperback, 429 p., 14e dr. (nov. 2006, oorspr. dr. okt. 2005), isbn: 90-450-1384-3.

Via de zeer uitgebreide website van Stefan Brijs zijn o.a. de teksten van verschillende interviews te lezen www.stefanbrijs.be

© JannieTr, december 2007. (Overgezet vanuit mijn oude Blog in dec. 2014)

2 opmerkingen: