vrijdag 17 juli 2009

Catharina Blaauwendraad – Beroepsgeheim


Juli 2009 - waardering 5,0

Volgens de Dikke Van Dale moeten we onder Beroepsgeheim verstaan: Het geheim houden van zaken die men krachtens zijn beroep weet. Een spannende titel dus voor een dichtbundel. Zal de dichteres de lezers in de gedichten van deze bundel de geheimen van haar beroep openbaren? Of juist niet? Koestert ze haar beroepsgeheim en mag de lezer het verder zelf uitzoeken? Dat laatste lijkt helaas het geval.
Over smaak valt niet te twisten. Ongetwijfeld zullen er lezers zijn die deze bundel waarderen. Voor mij ligt dat wat gecompliceerder: enkele gedichten spreken me zeker aan, van sommige heb ik de hoop dat ik ze na verloop van tijd beter zal begrijpen, maar voor een groot gedeelte geldt dat ik er nergens houvast in kan vinden. Of zou dat nu juist de bedoeling zijn?

“Als woorden ontwaken, worden ze gevaarlijk…
Sommigen zoeken houvast in poëzie,
willen een verklaring voor een vers of woord.
Maar in poëzie klopt niets. Daar is alles mogelijk.”
(Ramsey Nasr – Uit de essaybundel ‘Van de vijand en de muzikant’)

Met deze woorden in gedachten heb ik mij gedurende enkele weken met de tweede bundel van Catharina Blaauwendraad bezig gehouden. Over haar eerste bundel Niet ik beheers de taal (2004) schreef Jean Pierre Rawie: “Door deze gedichten waait die geheimzinnige wind, waarzonder ware poëzie niet kan bestaan.” Die eerste bundel omvatte een verzameling gedichten geschreven tussen haar 18de en 38ste . Van een eenheid kon dan ook nog nauwelijks sprake zijn. Of het moest zijn dat ze “nogal egocentrisch“ waren (interview met C.B. in Meandermagazine). De gedichten in Beroepsgeheim zijn merendeels voor deze bundel geschreven. Maar zowel “die geheimzinnige wind” als een nieuwe eenheid kon ik er niet in ontdekken.

De bundel is onderverdeeld in 4 reeksen met elk een eigen titel: Bezettingen (4 gedichten), Voorbijgangers (10), Leenwoorden (17) en Erogenese (7). De vorm van de gedichten is divers. Het merendeel bestaat uit vrije verzen en enkele sonnetten. Bij de reeksen Voorbijgangers en Leenwoorden valt nog op dat de gedichten in alfabetische volgorde van titel zijn opgenomen. De gedichten in Bezettingen lijken te gaan over de manieren waarop we bezeten kunnen worden door gevoelens, het verleden, een andere-ik. Voorbijgangers gaat over mensen die, zonder ze echt goed gekend te hebben, toch een diepe indruk nagelaten hebben op de dichteres. Leenwoorden bevat gedichten geschreven bij de titelwoorden die ze van collega-dichters kreeg. En Erogenese tenslotte is ontstaan (interview met Meandermagazine): “omdat ik vond dat mijn metaforen wat al te vanzelfsprekend naar het zwarte gat van de erotiserende connotatie liepen. Ik vroeg me af hoe ik dit kon vermijden en bedacht, dat als ik juist uitging van een puur erotische ervaring, de spiraal wel de andere kant op moest draaien.”.
Maar dan nu over de gedichten zelf. Om een gedicht als geheimzinnig te ervaren moet het bij mij iets teweeg brengen van huivering, spanning, verwachting, een onzichtbare, diepere aanwezigheid van iets ontastbaars. Juist bij die gedichten die duidelijk geschreven zijn om dat in zich te hebben sloeg bij mij slechts de totale verwarring toe: ze waren in plaats van geheimzinnig onbegrijpelijk. Zelfs de woorden van Ramsey Nasr konden mij daarbij niet helpen. Als je van poëzie geen houvast mag verwachten, dan toch tenminste vervoering of ontroering. En ook die konden ze niet te weeg brengen. Voor deze gedichten was de laatste strofe van het eerste gedicht Schrijfoefening erg toepasselijk:

Verlaat de kamer in achterwaartse richting en stap
beslist niet in de inkt: probeer te blijven zweven
als je de metershoge deur ontzettend sluit.

Vorm en inhoud van een gedicht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, vindt ook Catharina Blaauwendraad (interview Meandermagazine). Is het daardoor dat 5 van de 7 sonnetten uit Beroepsgeheim me wel aanspreken? En ik me over de andere twee graag nog eens wil buigen? Ook bij de vrije verzen vind ik er wel enkele van mijn gading, maar dat zijn er naar verhouding toch beduidend minder.
Deze bundel is voor mij over het geheel genomen te cryptisch. Zonder houvast en zonder ontroering/vervoering bij het lezen van gedichten kun je niet spreken van communicatie. En een dichter die er geen behoefte aan heeft te communiceren met de lezers en zich beroept op het Beroepsgeheim, welke reden kan die nog hebben om gedichten te publiceren?

Mijn favoriet uit deze bundel:

WACHTERSWONING

voor Grietje Krans
* 14 januari 1948, Amsterdam
† 23 september 2007, Amsterdam

Vanaf de wachterswoning zag je hoe de sporen
van de passanten, van je man, je kind, de trein
zich evenwijdig in verdwijnpunten verloren
en je bleef achter als een wachter langs de lijn.

In later jaren is alleen nog maar te horen
hoe intercitytreinen zich als een refrein
met vaste intervallen door de stilte boren
zonder te stoppen; het station is veel te klein.

Je legt een eenzaam oor tegen de rail en hoort
het zachte gonzen van een trein die nooit zal komen.
Dan sta je op en zet op tijd een stap opzij

voor wat maar niet voorbij wil gaan. En ver voorbij
een klein perron waar nooit meer afscheid wordt genomen
dendert de trein die nooit vertrekken zal nog voort.


Eenzame Uitvaart #82, De Nieuwe Ooster te
Amsterdam, 01-10-2007 © Catharina Blaauwendraad


© JannieTr, 17 juli 2009.

woensdag 1 juli 2009

Jan B. Kuipers & Johan Francke – Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden


Juli 2009 – Waardering: 8,5.

In aansluiting op de canon van de geschiedenis van Nederland is er nu ook een Zeeuwse geschiedeniscanon. Deze behandelt in vijftig vensters – hetzelfde aantal als bij de nationale canon – belangrijke onderwerpen uit de Zeeuwse historie. Een venster moet daarbij beschouwd worden als een ingang tot een bepaald onderwerp in de geschiedenis dat tevens uitzicht biedt op voorgeschiedenissen, ontwikkelingen en verwante onderwerpen, zodat elk belangrijk thema wel ergens aan bod komt.
Er zijn raakvlakken met de nationale geschiedenis (de Opstand tegen Spanje en Michiel de Ruyter bijvoorbeeld), maar de Zeeuwse geschiedenis had ook eigenaardigheden en week op sommige punten af van het landelijke beeld. Zo was Zeeland laat met de industrialisatie en de aanleg van kanalen en spoorwegen. Soms kenmerkt de provincie zich zelfs door tegengestelde ontwikkelingen. Te denken valt hierbij aan de kaapvaart of ontstedelijking. En de Vlaamse invloeden.

In het voorjaar van 2008 begon de Zeeuwse Canoncommissie haar werk. Zij heeft getracht een canon samen te stellen die recht zou doen aan de Zeeuwse geschiedenis. Over tien van de vijftig vensters kon de Zeeuwse bevolking zich uitspreken. Zij mocht daarbij steeds uit twee ingangsvensters kiezen. Er werd toen bijvoorbeeld gekozen voor de Watersnoodramp 1953 i.p.v. de door de commissie voorgestelde stormvloedkering Oosterschelde. Daarmee veranderde wel het venster, maar niet de inhoud van het onderwerp waar we door het venster naar kijken. De Deltawerken komen in dit venster ook aan bod, alleen geeft de Zeeuwse bevolking er de voorkeur aan deze waterwerken door middel van de Watersnoodramp te behandelen.
Andere Zeeuwse vensters (met soms een landelijke uitstraling) zijn o.a. Reynaert de Vos (het bekende epos), Willem Beukelsz. van Biervliet (de uitvinder van het haringkaken), Jacob Cats, Fort Zeelandia (verovering van Suriname), Slavenhandel en het slavernijmonument, Johannes Hendrik van Dale (van de Dikke van Dale), Mondriaan in Domburg (kunstenaars op Walcheren), Watersnoodramp 1953, Molukkerkamp in Westkapelle, Zeelandbrug (en de Westerscheldetunnel).
Omdat de canon dezelfde hoofdlijnen volgt als de nationale canon, is bij de behandeling daarvan in het geschiedenisonderwijs de verdieping op provinciaal niveau goed mogelijk. Elke school in Zeeland heeft dan ook een exemplaar van dit boek cadeau gekregen van het provinciebestuur.

Het boek is chronologisch ingedeeld. Het begint met het Land van Saeftinghe (ca. 4000 v. Chr.) waar de eerste bewonerssporen gevonden werden en eindigt met de kerncentrale Borsele (1973) als venster op de huidige industrialisatie en nieuwe energiebronnen. Daartussen de overige 48 vensters over belangrijke gebeurtenissen en personen, waarin ook steeds aandacht is voor politieke, militaire, culturele, waterstaatkundige, historisch-geografische, sociaal-economische, religieuze, agrarische en wetenschappelijke onderwerpen.
Elk venster omvat gemiddeld 4 pagina’s en bestaat uit een inleiding op het onderwerp, een helder geschreven, informatieve tekst, een ruime hoeveelheid kleurenfoto’s en reproducties en tenslotte een afsluitend kader met daarin suggesties voor literatuur en bezoeken aan musea e.d. Dat alles maakt het tot een prachtig en prettig leesbaar naslagwerk voor iedereen die Zeeland een warm hart toe draagt.

Zutphen, Walburg pers, 2009. Geb., 152 p., ills., lit. opg. ISBN: 978-90-5730-595-5

© JannieTr, 1 juli 2009.