zaterdag 29 november 2014

Ida Simons – Een dwaze maagd



November 2014 – waardering: 7,5

Inleiding

Dat Cossee raak geschoten heeft met Een dwaze maagd van Ida Simons is ondertussen wel duidelijk. De zoveelste druk ligt in de winkel, in het voorjaar verschijnt de luisterboekversie en de vertaalrechten zijn aan meer dan 20 landen verkocht.
Toch stelde ik het lezen ervan steeds uit, omdat ik er tegen op zag geconfronteerd te worden met de gruwelen van de Jodenvervolging. Uit de besprekingen van anderen is mij echter duidelijk geworden, dat dit bijzondere boek totaal andere zaken beschrijft en zeer de moeite waard is. Ik kan het inmiddels beamen: ik heb het gelezen en ervan genoten. En nu de moeilijke opgave daar nog iets zinnig over te melden terwijl er al zoveel over geschreven is. Maar ik ga mijn best doen.

Samenvatting

Een dwaze maagd is een portret van een jong meisje in de jaren twintig en een humoristisch en liefdevol beeld van Joods familieleven in Antwerpen, Den Haag en Berlijn. De ouders van Gittel leven als kat en hond. Haar vader ‘was een sjlemiel en hij wist het’, en hij krijgt niet veel voor elkaar in de zakenwereld. Iedere keer als het haar moeder te veel wordt, vertrekt ze met haar dochter voor een paar weken naar haar familie in Antwerpen. Gittel kan daar volop toegeven aan haar passie voor het pianospelen, want er wordt niet al te veel op haar gelet in het bonte, levenslustige gezin, waar haar moeder zich veel beter thuis voelt dan bij haar echtgenoot.
Bij het bevriende bankiersgezin Mardell speelt Gittel op de Steinway en leert haar eerste levenslessen. Haar grenzeloze vertrouwen in haar oudere vriendin Lucie wordt op harde wijze geschonden. Simons beschrijft op onnavolgbare wijze de kwetsbare relatie tussen de twee meisjes midden in de bedrijvige Joodse gemeenschap in Antwerpen en roept een Elsschot-achtige wereld op. In Berlijn, waar Gittels vader zijn fortuin in een handomdraai probeert te vergaren, is de illusie van rijkdom na de beurskrach van 1929 snel voorbij. Wie, vraagt zich Gittel af, kan je in deze wereld van oplichters nog vertrouwen?
Ida Simons vertelt over de lotgevallen van de argeloze Gittel met een lichte, vaak humoristische toon. Als geen ander weet ze zich in te leven in een meisje op zoek naar een veilige plek in een onzekere tijd en een chaotische wereld. (Cossee).


Leeservaring

Hoe gaan we deze roman noemen? Een ontwikkelingsroman of een zedenschets van het Joodse leven rond de jaren 20 in (voornamelijk) Antwerpen? In het begin van de roman trof mij vooral de amusante manier waarop Ida Simons de Joodse gemeenschap beschrijft, met de uiterlijkheden en regels die destijds nog gebruikelijk waren en waar ze de draak mee steekt. Niet direct spottend, maar wel met de nodige ironie. Zoals inderdaad een meisje van een jaar of 12 kijkt naar de grote mensenwereld om zich heen. Die blik zal in de rest van het verhaal een rol blijven spelen en de lezer geregeld doen glimlachen. Maar in feite gaat het toch om de ontwikkeling die Gittel in de loop der jaren doormaakt. Humor, als woordspeling, als ironie, als naïef onbegrip, vormt samen met een tragische ondertoon, de basis van het boek.

Als je bedenkt dat Ida Simons zelf al bijna 50 was toen ze deze roman schreef, verbaas je je over de manier waarop ze zich weet te verplaatsen in dit opgroeiende meisje.  Er wordt beweerd dat een groot deel van de roman op autobiografische gegevens berust. Misschien maakt het opschrijven van herinneringen het gemakkelijker om de juiste toon te treffen?
Het verhaal, dat in de ik-vorm wordt verteld, schept een beeld van een opgeruimd, ondernemend, argeloos, maar toch wel eenzaam kind. Er komen genoeg familieleden en andere personen in de roman voor. Door de beschrijving van allerlei amusante voorvallen krijgen we een (door humor gekleurd) beeld van ze, maar uiteindelijk speelt geen van hen een echt belangrijke rol in het gevoelsleven dit jonge meisje. Een uitzondering vormen Meneer Mardell en zijn dochter Lucie.

In Antwerpen krijgt Gittel de gelegenheid op de Steinway piano van de familie Mardell te spelen. Ze herkennen haar talent en geven haar graag gelegenheid bij hen te oefenen. Het kost enige moeite van thuis toestemming te krijgen voor het contact met de Mardells, maar zowel meneer Mardell als zijn dochter Lucie zetten zich daarvoor in. Ieder om zijn eigen redenen, zal blijken. Haar eigen vader is meestal afwezig, maar ze bouwt een goede, bijna vaderlijke band op met meneer Mardell.  Ze bespreken veel, zowel artistieke, als persoonlijke zaken. Gittel hecht zeer aan zijn oordeel over haar. Het doet haar dan ook groot verdriet, als die goede verstandhouding eindigt door de rol die zij (ongewild en onbedoeld) speelde in het verraad van haar vriendin Lucie tegenover haar vader. Hij is diep geschokt en ze kan het niet meer goed maken. Ze heeft de parabel over de wijze en dwaze maagden die hij haar uitgelegd heeft, niet ter harte genomen.

De kwetsbaarheid van een argeloos en opgeruimd kind, dat langzaamaan het harde volwassen leven leert kennen, nemen je voor dit meisje in. Het leven ziet er niet zo rooskleurig meer uit, als ze teleurgesteld met haar familie terugkeert naar Den Haag. Wat een hechte vriendschap leek, berust op manipulatie en bedrog. Zelfs de spil van de familie, de huishoudster van haar oma, blijkt niet te vertrouwen. Haar oma is overleden en haar vader moet ervan weerhouden worden de erfenis te vergooien in weer een ondoordacht financieel avontuur. Ze neemt zich voor voortaan bedachtzamer en voorzichtiger te zijn, als de wijze maagden.

Toch heeft het boek geen triest einde: het onschuldige meisje is een bedachtzame jonge vrouw geworden, door de lessen die het leven haar leerde. Helaas zonder dat haar directe omgeving dat in de gaten had. Maar wat vooral blijft hangen als je het boek dichtslaat, is de lichte en opgewekte toon waarmee ze haar verhaal vertelt. En de amusante manier waarop ze de gedragingen van de volwassenen om haar heen beschrijft. Ik vind dat heel knap, als je bedenkt hoeveel ellende en teleurstellingen deze schrijfster nog in haar leven heeft meegemaakt voor ze aan dit boek begon.

Over de auteur

In een uitgebreid nawoord (Een wijze vrouw) schetst Mieke Tilma ons een beeld van Ida Simons. De titel van haar stukje is ontleend aan een kop in de Haagsche Courant na het verschijnen van haar roman in het voorjaar van 1959 : Een kostelijk debuut van een wijze vrouw.
Ida Simons (Antwerpen, 1911 – Den Haag, 1960) kwam tijdens de Eerste Wereldoorlog met haar ouders naar Nederland. Op negentienjarige leeftijd debuteerde zij als concertpianiste. De inval van de Duitsers brak haar veelbelovende carrière af. Met haar echtgenoot en hun zoontje Jan overleefde Simons de concentratiekampen Westerbork en Theresienstadt. Na de oorlog trad ze weer op, maakte zelfs een tournee door de Verenigde Staten, maar moest haar loopbaan als pianiste opgeven en begon te schrijven. In 1946 debuteerde Simons met de dichtbundel Wrange oogst, 1940-1945 en in 1956 publiceerde ze twee novellen onder de titel Slijk en sterren. In 1959 verscheen haar veelgeprezen roman Een dwaze maagd. In 1960 overlijdt ze onverwacht.
Na de eerste uitgave van Een dwaze maagd volgen er 5 herdrukken, waarvan de laatste in 1989. In 1962 verschijnt een Duitse vertaling. En in 1961 wordt postuum Als water in de woestijn uitgegeven, met in 1966 een herdruk. Toch raakt ze in de vergetelheid, onbegrijpelijk als je kijkt naar de lovende recensies in 1959. En naar het grote succes dat de roman nu opnieuw heeft.


Ida Simons - Een dwaze maagd. Amsterdam, Cossee, 2014. Gebonden, 208 pg., isbn:  9789059365049. Ook verkrijgbaar als e-book (ook via de bieb) en vanaf maart als luisterboek.
 
© JannieTr, november 2014

Ik las dit boek als 27/20 voor Ik-lees-Nederlands 2014.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten